Verhaal Willem Rol.

Foto’s van: Hugo van der Brugge.

Vrijwillig landschapsbeheer bij De Crommenije en De Ham

Aan de westzijde van De Crommenije en De Ham liggen een reeks mooie veentjes. Deze veentjes zijn vol met verrassingen. We kunnen hier allerlei bijzondere planten en dieren aantreffen zoals ronde zonnedauw, welriekende nachtorchidee en noordse woelmuis. Deze soorten staan op de Rode Lijst, omdat ze bedreigd en kwetsbaar zijn. Ronde zonnedauw is een plantje dat van insecten leeft. De welriekende nachtorchidee gedijt alleen goed op perceeltjes waarvan de vegetatie jaarlijks wordt gemaaid en afgevoerd; deze soort verdraagt geen beweiding. De noordse woelmuis is een endemische soort. Op een veentje bij de voormalige boerensluis tegenover Markenbinnen staat dopheide. Deze rijkdom aan natuur valt te danken aan kleinschalig beheer.

Riet maaien en afvoeren vormt de basis van het beheer van veentjes. Dat wordt uitgevoerd door Staatsbosbeheer in samenwerking met vrijwilligersgroepen. Het gaat om kleinschalig en arbeidsintensief werk dat zich leent voor vrijwilligerswerk. Vele handen van vrijwilligers maken licht werk. Het is belangrijk dat maaisel altijd wordt weggehaald. Dat doen we met behulp van hooiharken en hooivorken. Als maaisel blijft liggen, neemt verruiging met brandnetel, haagwinde en braam toe. Orchideeën worden dan verdrongen en dat willen we juist voorkomen. Het werkseizoen valt vanaf medio augustus september tot en met medio maart. Tijdens de broedtijd van vogels en de bloeitijd van planten worden de veentjes met rust gelaten. Goed maaibeheer is behoud van veentjes.

Verlanding (successie) is een natuurlijk proces. Diverse plekjes in de Woudpolder bieden potenties voor verjonging van verlandingsvegetaties en dit is gunstig voor roerdompen en andere moerasvogels. Een grotere variatie in verlandingsvegetaties biedt mogelijkheden voor waardplanten van vlinders, bijen en hommels. Insecten en noordse woelmuis zijn gebaat bij cyclisch beheer of wisselbeheer, waarbij jaarlijks een deel van het riet blijft staan en als uitwijkplaats kan fungeren om te overwinteren. Moerasbosjes horen hier van nature thuis. In de moesbosjes zijn zeldzame paddenstoelen ontdekt. Voorts bieden ze broedgelegenheid voor ransuilen en roofvogels. De oeverlanden met moerasbosjes langs De Crommenije zijn aantrekkelijk voor otters en bevers die we hier binnen 10 à 20 jaar kunnen verwachten. Gun daarom ruimte voor verlanding en variatie in het beheer.

Omstreeks 1942 heeft Wim Meyer hier botanisch onderzoek verricht. Vanaf 1971 t/m 1974 is dit gebied geïnventariseerd door NJN-afdeling Zaanstreek. Er is dus vergelijkingsmateriaal over veranderingen in flora en vegetatie beschikbaar. In de 1970’s stond lepelblad nog in het oostelijk deel van de Woudpolder, maar deze brakwaterplant is nu verdwenen. Watergentiaan was toen alleen talrijk in de Uitgeesterbroekpolder en dit was de enige groeiplaats in Hollands Noorderkwartier, maar deze zoetwaterplant is nu in de gehele provincie aanwezig. Andere zoetwaterplanten zijn eveneens toegenomen, bij voorbeeld dotterbloem. Goed maaibeheer is altijd nuttig om de ontwikkeling van fraaie vegetaties met dotterbloemen mogelijk te maken.

In dit gebied zijn ook vrijwilligers actief voor weidevogels, het ringen van roofvogels, ganzen eieren weghalen, knotwilgen en visstandbeheer. Sluisjes nabij Krommenie en poldermolen De Woudaap zijn vispassages voor glasaal die de polder intrekken. Poldermolen De Woudaap is een visvriendelijk gemaal voor schieralen die in het najaar wegtrekken naar de Saragossa Zee. Zo blijft het landschap mooi voor liefhebbers van varen, kanoën, schaatsen en vissen.

Willem Rol

Aanbevolen literatuur: Natuuratlas Zaanstad, Ron van ’t Veer e.a., 2012, Stichting Uitgeverij Noord-Holland.