ACHTERSTALLIG ONDERHOUD
door Cor van Dongen
Ergens halverwege de jaren tachtig brachten Tine en ik op een stille zaterdagochtend een bezoekje aan het Teylers Museum in Haarlem. Met veel romantische schilderijen uit de 19de eeuw, waar ik doorgaans met gezwinde pas aan voorbij ga, maar ditmaal bleef ik een minuut of vijftien bij een van de werken staan kijken, een prachtig olieverfschilderij van een telg uit de Weissenbruch-schildersfamilie. Daarna heb ik het schilderij nooit meer teruggezien, waarschijnlijk leidt het een zieltogend bestaan ergens in de catacomben van het depot. Nooit meer teruggezien dus… tot vanmorgen!
Warme okers
Drie bladerloze berken aan de rand van een rimpelloos water in een zompig landschap. De wolkeloze lucht is blauw, ijsblauw: schitterend weer, een kille ochtend in de lente, de kou spatte van het doek af. Zo herinner ik mij dit olieverfschilderij.
Vanmorgen zag ik de oude schilder, huppelepup Weissenbruch, met zijn schildersezel en penselen op een krukje aan de boorden van de Crommenije zitten; op zijn palet, naast diverse kleuren blauw en diverse grijzen (nee, géén 50 tinten grijs, daar was het veel te fris voor) voor lucht & water, de mooie, warme okers voor het riet… gemaaid riet dat nog op ons lag te wachten na onze laatste maai-exercitie van begin deze maand. Achterstallig onderhoud. En tja, Edwin Kaptein, ons trouwe ‘SBB-hoofd rietmaaien’ moet natuurlijk zijn targets halen…
Schoolplaten
Wel, dat halen van die doelen was vandaag zeker geen straf. Het riet lag er vrij droog bij, ondanks het buitje, een melange van water en Saharazand, dat de afgelopen nacht op het maaisel was neergevallen. Er stond een fris windje, maar in de luwte, in de beschutting van de bebossing, gingen al snel de eerste jassen uit. Een enkele optimist trok zelfs de trui erbij uit. Edwin zag nog juist een roerdomp wegvliegen toen de maaierskaravaan, een lint van een klein dozijn vrijwilligers, zich door de bush – ‘Dr. Livingstone, I presume?’, is het (flauwe) grapje dat ik vaker maakte – voortbewoog, op weg naar de gemaaide rietvelden. Ach, je verliest wel eens een deelnemer die verzwolgen wordt door een gat in het blubberachtige terrein – tijdens een zomerse excursie heb ik eens een drie meter lang berkenboompje in een van de gaten zien verdwijnen – maar het schijnt dat we goed verzekerd zijn.
Fantastisch, de zang van al die winterkoninkjes, van de mezen, van de eerste rietzangers, van de groenlingen en de waarneming van dat paartje buizerds zwevend boven de percelen aan de overzijde van de Crommenije. Ik weet zeker dat Jetses en Isings er een paar prachtige schoolplaten van hadden kunnen maken.
Excursie in het verschiet
En voor het vastleggen van de rijke boerenlunch na afloop, in ons onderkomen op de Rodenburghoeve, nodigen we volgende keer Pieter Bruegel de Oude uit. Dat is nog wel even wachten – jammer, ondanks het zware werk – tot het najaar want tijdens het broedseizoen mag het terrein natuurlijk niet betreden worden.
In juni staat ons nog wel een excursie onder leiding van Edwin, botanisch en ornithologisch, te wachten. Kunnen we met eigen ogen aanschouwen hoe de vlinders, de insecten en de hordes van vogels het gebied, óns gebied, hebben veroverd! Ik kijk er naar uit…!
Mijn wensvogel?
Dudeljoo, dudeljoo!